Ons plekje
- Vera Boertien
- 2 sep 2024
- 6 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 13 nov 2024
We zitten op ons plekje, het oude bruggetje dat niet te zien is vanaf het wandelpad en over een smal beekje loopt. Hier komt niemand, tenzij je nieuwsgierig het pad verlaat en op ontdekking gaat achter de struiken. Zoals wij ooit, toen de verliefdheid onze oren nog uitkwam. Hoe anders is het nu. De stilte die nu tussen ons inhangt, vertelt me dat dit de laatste keer is dat we hier zijn. Ik durf Nick niet aan te kijken.
“Het spijt me,” zeg ik wanneer de stilte me te pijnlijk wordt.
“Dat zei je al,” antwoordt hij terwijl hij subtiel iets verder van me af gaat zitten. Ik kan aan zijn toon maar moeilijk afleiden of hij op het punt staat me van het bruggetje te duwen, of dat hij zijn tranen probeert in te slikken. Als ik hem aankijk, zou ik het misschien weten. Dan zou ik zijn ogen zien vonken, zoals die keer dat een andere man avances richting me maakte in die groezelige bar en hij met hem op de vuist wilde om me te beschermen. Of ik zou zijn ogen zien opwellen met tranen, zoals ze deden toen de kist van zijn moeder de aarde inzakte en ik zijn hand vasthield. Zijn ogen zeiden altijd alles. Ik buig mijn hoofd nog dieper en kijk naar het water dat onder ons doorstroomt.
Hij zucht diep, plaatst zijn handen achter zich en leunt naar achteren. “Hoe lang al?” vraagt hij. Ik voel zijn ogen niet meer in m’n huid prikken dus ik vind eindelijk de moed om me naar hem te wenden. Hij verdient het om alles te weten. Dat hij zijn hoofd in zijn nek heeft gerold en met gesloten ogen zijn gezicht naar de hemel richt, maakt het makkelijker om zijn vraag te beantwoorden.
“Twee maanden,” breng ik uit. Hij knijpt zijn ogen samen, alsof ik hem net een pijnlijke injectie heb gegeven.
“Twee maanden…” mompelt hij. De stilte keert terug, maar de volgende vraag hangt al als een dreigende donderwolk in de lucht. In werkelijkheid is de lucht strakblauw. De prille aprilzon schijnt fier en er blaast een zacht briesje dat de bladeren doet ruisen. Het is haast te perfect, maar ik weet inmiddels dat perfectie niet bestaat in het leven.
Ik kan Nick haast horen denken. Het is alsof hij de woorden zorgvuldig door zijn mond laat rollen, over zijn tong, zodat hij kan proeven of het de juiste zijn. Hij was altijd al zo bedachtzaam, berekenend haast.
“Ken ik hem?”
“Je hebt hem wel eens ontmoet.” Ik begin te blozen. Ik weet wat de volgende vraag gaat zijn en hij gaat niet blij zijn met het antwoord. Maar hij verdient de waarheid.
“Wie is het?” In zijn stem hoor ik eerder nieuwsgierigheid dan woede. Hij zag het nieuws vast al aan zag komen. Een vrije geest als ik blijft nooit lang op dezelfde plek. Ik haal een keer diep adem en wend mijn blik weer naar het water.
“Mijn baas,” zeg ik vervolgens. Het komt er snel uit, te snel haast, alsof ik het niet wil toegeven. Met een ruk draait hij zijn hele lichaam mijn kant op.
“Jasper!?” Ik knik. Ondanks de frisse wind die juist op dat moment langs ons blaast, staan mijn wangen in brand. Niet alleen door de schaamte van de hele situatie, maar ook omdat het horen van zijn naam steevast dat effect op mij heeft. Zelfs wanneer die haast wordt uitgespuugd, zoals Nick net deed.
“Mmh,” snuift hij. De klank is gevuld met zowel afgunst en verdriet als met bewondering en begrip. Hij knijpt zijn ogen samen.
“Is hij niet…”
“Getrouwd en tien jaar ouder? Klopt.” Het lijkt me makkelijker om het zelf te zeggen dan om zijn oordeel in zijn stem te horen.
“Jezus, Anna…” Hij schudt zijn hoofd en blijft even stil. “Gaat hij zijn vrouw…” begint hij, maar hij slikt zijn woorden in. Hij proefde dat ze niet de juiste waren. “Is er dan wel een toekomst voor jullie?” Het laatste woord klinkt vreemd uit zijn mond, beladen. Het bestaan van ‘jullie’ heft het bestaan van ‘ons’ op. Dat moet hij ook voelen. Ik pers mijn lippen samen en trek mijn bungelende benen onder me in kleermakerszit. Ik draai bij zodat mijn lichaam zich naar hem richt. Hij beweegt niet en kijkt me enkel onderzoekend aan.
“Zijn huwelijk zit al jaren in een sleur,” begin ik. “Ze zijn tot nu toe bij elkaar gebleven voor de kinderen, maar nu die ook ouder worden, zullen ze het beter kunnen begrijpen. Bovendien hebben ze steeds vaker ruzie, wat ook effect heeft op de jongens.”
“De jongens,” herhaalt hij op betekenisvolle toon. Hij trekt zijn knieën op en laat zijn voorhoofd erop rusten. “Volgens mij wil ik het niet eens weten,” grinnikt hij.
“Waarom lach je?”
“Omdat deze situatie absurd is. Je rent straks de horizon tegemoet met een oudere man die al kinderen heeft, terwijl bij ons het zwaard van Damocles continu boven ons hoofd hing omdat ik klaar was voor kinderen en jij niet. En nu word je vrijwillig stiefmoeder.”
Ik zwijg. Dan ontsnapt een minachtend lachje zijn lippen. “Weet je, eigenlijk verbaast het me niet. Je deed altijd alles halfslachtig. Je studie, het huishouden,” hij pauzeert. “Onze relatie. Logisch dus dat je geen eigen kinderen wil maar genoegen neemt met die van iemand anders.”
Ik krimp ineen. Zijn woorden snijden, maar hij heeft gelijk. Ik kan zelfs geen planten levend houden en mijn leven is een opeenstapeling van onvolmaaktheden. Ieder moment kan het kaartenhuis in elkaar donderen, waardoor ik wild om me heen grijp naar nieuwe kaarten om mijn huis mee te verstevigen. De fundering ontbreekt echter nog altijd, maar die kan Jasper me geven. Als hij een echtscheiding aanvraagt, ik bij hem in kan trekken, en zijn ex de kinderen doordeweeks bij haar heeft, hebben wij alle tijd en ruimte om te doen en laten wat we willen. Dan wordt het leven beter. Ik zou waarschijnlijk wel een andere baan moeten zoeken, maar zelfs als ik niet werk zou Jasper me kunnen onderhouden. Dan komt alles goed.
“Sorry, dat was ongevoelig van me,” doorbreekt Nick mijn hersenspinsels.
Ik grinnik. “Dat had ik verdiend.”
We staren beiden voor ons uit richting het beekje. Nu het hoge woord eruit is, voel ik me opgelucht. De schuldgevoelens van de afgelopen twee maanden zijn in het water gegooid en vloeien nu van me weg.
“Dus dit is het dan,” zegt hij. Het is een mededeling, geen vraag.
“Dit is het,” antwoord ik.
“Weet je zeker dat je de juiste keuze maakt?” vraagt hij, altijd even bekommerd om mijn welzijn. Met een flauw glimlachje kijk ik hem aan.
“Weet ik dat ooit?”
Zijn lach doet de overgebleven spanning tussen ons oplossen. “Je bent een rare, Anna,” zegt hij. Hij bedoelt het lief, dus ik glimlach beleefd.
“Ik hield echt van je,” zeg ik dan. Hij knikt.
“Ik ook van jou. Maar het is goed zo,” zegt hij, alsof hij het zegt om zichzelf te troosten. Hij staat op en spreid zijn armen. Een laatste knuffel volgt. Ik weet dat het de laatste is, aangezien hij een uitgesproken tegenstander was van het concept ‘vrienden-zijn-met-je-ex’. We gaan elkaar na vandaag niet meer spreken. Hij laat me los en ik zie in zijn ogen dat hij vecht tegen zijn tranen. Ik ga die eerlijke ogen missen. Jasper’s ogen hebben een onmiskenbare aantrekkingskracht waardoor ik nooit weg kan kijken, maar tegelijkertijd zijn z’n ogen mysterieus en kan ik hem nooit helemaal doorgronden. Een van de redenen waarom ik hem zo intrigerend vind, besef ik nu.
“Bedankt voor de afgelopen drie jaar,” zegt Nick ietwat geforceerd. Voordat ik iets terug kan zeggen, draait hij zich om en loopt hij weg. Hij wil niet dat ik hem zie huilen.
Ik kijk hem na. Zodra hij uit het zicht is, merk ik pas dat ik mijn adem inhield. Ik pak mijn telefoon en app Jasper dat ik het heb uitgemaakt met Nick. Vol verwachting kijk ik naar mijn scherm als ik zie dat hij aan het typen is. Het duurt even, maar dan komt zijn bericht binnen. Een smiley. Hij is blij dat ik voor hem heb gekozen, zo interpreteer ik het. Ik blijf nog even zitten en fantaseer over mijn toekomst met Jasper. Een fantasie die nu werkelijkheid zal worden. Wanneer de zon begint te zakken en het frisser wordt, sta ik op en loop ik in dezelfde richting als Nick eerder deed, terug naar het pad.
Ik kijk nog eens achter me naar het bruggetje. Het plekje is niet meer van ons, want er is geen ‘ons’ meer. Het is nu enkel een oud bruggetje dat niet te zien is vanaf het wandelpad, waar de tijd net even bevroren leek en tegelijkertijd drie jaar in enkele minuten gevangen werd. De enige indicatie van de voortglijdende tijd was het stromende water.
Comments