top of page
Zoeken

De formule

  • Foto van schrijver: Vera Boertien
    Vera Boertien
  • 17 feb
  • 20 minuten om te lezen

Na driehonderd keer de supermicroscoop te hebben bijgesteld en zeshonderd keer de data te hebben vergeleken, weet ik het zeker. De nanodeeltjes gedragen zich exact zoals ze zich moeten gedragen. Nog één keer check ik m’n notities, maar er is geen twijfel meer over mogelijk. Dit is het. Met een lange zucht blaas ik m’n adem uit – die ik ongemerkt al te lang inhield – en laat me achterover in m’n stoel zakken. Met mijn handen grijp ik m’n hoofd. Als ik nu m’n beschermende pak niet aanhad, had ik m’n vingers door m’n haar laten glijden. Het is me gelukt. Ik kan het nog niet helemaal beseffen. Na 15 jaar onderzoek heb ik eindelijk de formule. Ik grijns. Dit gaat de wereld veranderen.

            Ik kijk op de klok. Elf uur al? Zoals gewoonlijk ben ik de laatste in het lab. Nu weet ik dat het ’t waard was. Zorgvuldig noteer ik mijn bevindingen, leg ik mijn notitieboekjes bij elkaar, en sluit ik mijn laptop af. Die stop ik vervolgens in mijn tas. Ik loop de deur uit en beeld me in hoe m’n team zal reageren wanneer ik hen morgen het nieuws vertel. Ik kan niet wachten.

 

“Ik heb een nieuwtje,” vertel ik ‘m vakgroep. Zenuwachtig wiebel ik met m’n voet terwijl ze me verwachtingsvol aankijken. We beginnen de werkdag altijd op kantoor voordat we het lab in gaan om met elkaar af te stemmen waar we aan gaan werken en om te kijken of iemand nog hulp nodig heeft. Net als m’n collega’s heb ik een kop koffie vast, maar ik heb nog geen slok genomen. Vannacht kon ik bijna niet slapen. Alle verschillende manieren om het nieuws te brengen spookten door m’n hoofd. En nu weet ik er geen één meer. Maakt ook niet uit. Ze moeten het gewoon weten. “Ik heb het,” zeg ik uiteindelijk. De reactie van de groep blijft even uit, totdat destagiair de stilte doorbreekt. “Covid?” De groep beweegt collectief iets naar achteren. Subtiel, maar genoeg om het te merken. “Nee,” lach ik. “Ik heb de formule. Het is gelukt!” Voordat ik het weet word ik gevangen in een knuffel van witte labjassen. “Het is gelukt!” hoor ik Esther roepen. De euforie is haast te proeven in de ruimte. Mijn collega’s juichen, joelen en zingen. Mensen die langs ons kantoor lopen kijken ietwat vragend naar binnen. Waar het gisteren nog onwerkelijk voelde, begint het besef nu in te dalen.

            “Wat ga je nu doen?” vraagt Esther wanneer iedereen weer iets is gekalmeerd. Zij was vanaf het begin betrokken bij de ontwikkeling van de formule.

            “Ik ga in ieder geval eerst een patent aanvragen. Zodra dat rond is, kunnen we met de woordvoerder van de universiteit kijken hoe we hier media-aandacht voor kunnen krijgen.”

            Ze fronst. “Maar met een patent mag alleen jij het medicijn produceren. Je wilde toch juist dat de hele wereld ervan kan profiteren?”

            Ik knik beslist. “Ja, natuurlijk wil ik dat verschillende farmaceuten dit medicijn kunnen produceren. Maar wel zo veilig mogelijk. Met een patent kan ik de formule via een betaalbare licentie verkopen aan grote producenten zodat de productie eerder kan starten. De wereld heeft dit nodig, en snel.”

 

***

 

Ik sla de ochtendkrant open en zie mijn eigen naam. De universiteit heeft een persbericht naar buiten gebracht over het medicijn en in de loop van de dag kom ik erachter dat het nieuws overal is. ‘Medicijn tegen alles, behalve de dood’ kopt de Volkskrant in. ‘Universiteit Berckensteijn ontwikkelt magisch medicijn,’ schrijft een andere krant. Nog een vult de voorpagina met het nieuws: ‘Wondermiddel voor alle kwalen uit Berckensteijn’. Het is overweldigend. Als een bezetene Google ik m’n eigen naam en die van de universiteit om alle nieuwsberichten te zien en op te slaan. Het is jammer dat mijn moeder alleen maar Spaans kan, want ze had het fantastisch gevonden om dit allemaal te lezen.

            Terwijl ik verzonken ben in het zoveelste artikel – waar ik precies hetzelfde verhaal lees – licht mijn telefoonscherm op. Er verschijnt een nummer dat ik herken als intern nummer van de universiteit.

            “Met dr. Silvia Ramírez,” zeg ik wanneer ik opneem.

            “Hi Silvia, je spreekt met Lorenzo van de afdeling woordvoering. Heb je het nieuws al gezien?”

            Ik knik, ook al kan hij me niet zien. “Jazeker,” antwoord ik. Ik vertel natuurlijk niet dat ik de afgelopen twee uur alle nieuwspagina’s heb zitten refreshen als een bezetene.

            “Mooi,” antwoordt Lorenzo. “We werden namelijk net gebeld door het team van Hector Goedehoop. Of je vanavond aan wilt schuiven. Lukt het jou om nog naar de studio in Amsterdam te komen?”

Hector Goedehoop wil mij in z’n show? Om te praten over mijn vinding? Ik hoopte zo erg dat heel Nederland van mijn vinding zou weten. Maar zo snel al?

            “Ja, natuurlijk!” antwoord ik, voordat ik ook maar heb gekeken hoe lang de reis überhaupt duurt.

            “Mooi zo,” antwoordt Lorenzo. “Je hebt mediatraining gehad, toch? Houd gewoon de verhaallijn uit het persbericht aan en dan komt het goed. Mocht er nog iets zijn, dan kun je me altijd bellen, goed?”

            “Prima, ik kom er wel uit. Heel erg bedankt!”

            “Nee, jij bedankt. Je maakt de wereld een stukje mooier. Daar doen we ’t voor.”

 

Ik sta in de coulissen, te wachten tot ik word aangekondigd. Iemand van de productie houdt haar arm voor me, alsof ik zo de set op zou banjeren. Ik hoop dat ik mijn voeten in beweging krijg zodra mijn naam genoemd wordt. Wanneer ik nogmaals mijn mosgroene pak gladstrijk – ik draag ‘m alleen bij speciale gelegenheden – merk ik dat mijn handen beven. Met een flinke teug adem ik in en ik probeer zo langzaam mogelijk uit te ademen. Houd je hoofd koel, Sil. Voordat al m’n adem m’n longen kan ontsnappen, hoor ik Hector’s stem: “Hier is de uitvinder herself: dr. Silvia Ramírez!” Zijn stem lost op in een groot applaus.

            “Go, go, go!” zegt de vrouw van de productie, terwijl ze met haar arm zwaait in de richting waar ik naartoe moet. Ik neem weer een nieuwe hap adem, zet m’n beste glimlach op en loop naar mijn plek aan tafel.

            “Welkom dr. Ramírez, goed dat u er bent!” zegt Hector op een toon die charismatisch is, maar wel gemeend. “U domineerde deze week de krantenkoppen met het medicijn dat u hebt uitgevonden. Vertel, waar is het precies voor?” Ik kijk de zaal rond. Mensen kijken me hoopvol aan. Wie weet wat voor kwalen zij hebben waar mijn medicijn ze van kan bevrijden?

            “Tja, waarvoor is het niet?” antwoord ik. Een beleefde lach klinkt vanuit het publiek. “U kunt het zo zien: het kan de dood niet voorkomen, maar u kunt er wel langer door leven.”

            “Oh? Hoe moet ik dat zien dan? Is het een soort wondermiddel?”

            “Nou, zo wil ik het niet noemen. Maar het is wel een antwoord op veel verschillende kwalen. Van een simpele griep tot een longontsteking, maar het is ook als geneesmiddel te gebruiken voor obesitas, dementie, spierziekten en nagenoeg alle kankersoorten. Op alle ziektes waar we het op hebben getest zagen we positieve resultaten.” De zaal valt stil, met hier en daar iemand die hun buurman iets influistert. O nee, heb ik iets stoms gezegd? Ik kijk om me heen en mensen kijken me vol ongeloof aan.

            “Wauw,” zegt Hector dan, en begint te applaudisseren. Uit de zaal komt een bulderend applaus. Ik lach wat zenuwachtig, maar ben opgelucht dat de sprakeloosheid van positieve aard was. Eén persoon in de zaal klapt niet mee, zie ik. De man zit verscholen op de derde rij en hij draagt een pak met een stropdas. Hij heeft blond, gemillimeterd haar en zal een jaar of 35 zijn. Met een doordringende blik staart hij me aan. Vreemd. Misschien is het een van de bewakers van de host? Er lopen tegenwoordig zoveel gekken rond…

            “Dus stel nou dat ik morgen een diagnose krijg voor bijvoorbeeld MS,” vervolgt Hector waardoor ik mijn aandacht weer op hem focus. “Hoeveel van uw medicijn heb ik dan nodig om weer gezond te worden? En krijg ik dan een pil, of een injectie? Hoe werkt dat?”            “Dat ligt heel erg aan de specifieke diagnose. Kijk, bij een fikse verkoudheid of een ander mild virus zou één pil moeten volstaan. Dat kunt u dus vergelijken met een paracetamol. Maar u kunt zich voorstellen dat er bij zoiets als MS iets heel anders nodig is. Dan kan het zijn dat het middel door een arts wordt geïnjecteerd. Het varieert dus van een lichte dosis die je in de supermarkt kunt kopen, tot een recept bij de apotheek, tot een gerichte behandeling bij een arts.”

            “Dan kunnen de fabrikanten van andere medicijnen wel inpakken, haha! Maar zonder dollen: wanneer ligt het in de schappen?”

            “Zo ver is het helaas nog niet. We voeren nu gesprekken met de universiteit over de kennisoverdracht zodat we een spin-off kunnen oprichten. Dan gaan we aan de slag met de klinische studies, wat inhoudt dat de eerste mensen het medicijn toegediend krijgen. Als die resultaten gunstig zijn, kunnen we de certificeringen rond maken en de productie gaan opschalen. Dat is een lang en kostbaar proces, maar we zijn hoopvol.”

            Vanuit mijn ooghoek zie ik de man in het pak opstaan en naar achteren de set aflopen. Ondertussen kondigt Hector me af, maar ik krijg het niet meer helemaal mee. Het maakt ook niet uit. Mijn segment is klaar.

 

***

 

Esther schudt de fles champagne en laat ‘m knallen. “We kunnen de markt op!” roept ze terwijl de spetters champagne op m’n gezicht vliegen. Ik lach. De afgelopen acht jaar waren een gekkenhuis. De resultaten van de klinische studies waren boven verwachting, maar het proces van de certificering rond krijgen kostte me gevoelsmatig 20 jaar van m’n leven. Maar het is ons gelukt. Terwijl Esther de glazen champagne inschenkt, maan ik de groep tot stilte.

            “Lief NanoCure Labs team. Acht jaar geleden zat ik aan tafel bij een talkshow en verbaasden we de wereld met onze oplossing. En nu is het zover dat we de markt op kunnen, dankzij alle subsidies en grants die we hebben ontvangen. Ik wil jullie ontzettend bedanken voor jullie tomeloze inzet en het geloof dat NanoCure Labs de wereld kan genezen. En zoals jullie weten komt deze certificering net op tijd voor onze pitch tijdens het BioTech Smash event volgende week. Daar laten we de wereld zien waar we zo hard aan hebben gewerkt en wie weet vinden we een geschikte investeerder om met ons in zee te gaan. Op een gezonde wereld!” De groep herhaalt me en we proosten op ons succes. Een gezonde wereld ligt binnen handbereik.

 

“Wij zijn NanoCure Labs. Want iedereen verdient het om gezond te zijn.” De zaal vult met applaus. Ik kan niet anders dan breed grijnzen terwijl ik het podium af loop. Die pitch ging fantastisch! De adrenaline giert nog door m’n lijf wanneer ik word aangesproken door een man. Zijn blonde, gemillimeterde haar komt me vaag bekend voor, maar ik kan hem niet plaatsen.

            “Geweldige pitch,” zegt hij, hoewel zijn toon en gezichtsuitdrukking niet passen bij zijn woorden. “Hier is mijn kaartje. Bel me wanneer je overweegt om in zee te gaan met een investeerder.”

            Ik neem zijn kaartje aan en bekijk het vluchtig. Er staat alleen ‘Nexum Ventures’ en een telefoonnummer.

            “Bedankt,” zeg ik. “En wat is uw naam?”

            “Dit is mijn nummer,” zegt hij alleen maar. Dan draait hij zich om en loopt weg. Zijn alle investeerders zo? Want dan kan dit nog wel eens knap lastig worden. Ik stop het kaartje in de binnenzak van m’n jasje en voeg me onder de mensen.

            De rest van de dag heb ik erg interessante gesprekken met investeerders. Ze klinken stuk voor stuk enthousiast en noemen NanoCure Labs veelbelovend, maar ze stellen ook kritische vragen over ons verdienmodel en ons groeipad. Gelukkig heb ik op de meeste vragen een doordacht antwoord, waardoor ik ze vervolgens goedkeurend zie knikken. Na tien gesprekken loop ik afgepeigerd naar de uitgang. Ik lever m’n naambadge in en loop vervolgens naar de bushalte, waar ik op het bankje ga zitten. Ik weet zeker dat in ieder geval één investeerder toe zal happen. Dat moet wel, toch? Twee investeerders hebben immers al een vervolgafspraak met me ingepland en vier anderen zeiden dat ze erop terug zouden komen. Geen slechte score wat mij betreft. Het is nu een kwestie van er bovenop zitten en doorpakken. Onderzoeker uit, ondernemer aan.

 

BioTech Invest is de eerste investeerder waar ik een afspraak mee heb. Ik zit op de elfde verdieping van hun kantoor en wacht tot ze me naar binnen roepen. Naast me zitten nog zes andere ondernemers die net zo zenuwachtig zijn als ik. Ik zou zweren dat dit de investeerder was die onze oplossing ‘uniek’ noemde. Ik friemel aan de onderkant van m’n blazer en focus op m’n ademhaling. Onderzoeker uit, ondernemer aan. Dat herhaal ik als een mantra in m’n hoofd.

            Even verderop gaat de deur open en er komt een jonge vrouw naar buiten met een gebogen hoofd en rode ogen. Ze was nog geen vijf minuten binnen geweest. Ik voel de paniek opborrelen, maar ik laat het niet toe. In plaats daarvan herhaal ik m’n mantra iets krachtiger in m’n hoofd.

            “Dr. Silvia Ramírez, NanoCure Labs,” wordt er dan vanachter de deur geroepen. Ik zie er geen gezicht bij en door de dwingende toon sta ik iets te gauw op, waardoor ik op m’n hakken zwik. Chill, Sil. Ze waren mega enthousiast. Dit kan niet misgaan, toch?

 

Tien minuten later heb ik mijn antwoord. Het bankje van de bushalte voelt koud aan m’n billen. Misschien zelfs kouder dan normaal. Ik staar naar het plukje gras dat tussen twee stoeptegels uitgroeit. Er loopt een enkele mier langs. In mijn hoofd speel ik weer de scene af van mijn pitch net. Het ging fantastisch. Mijn houding was zelfverzekerd, ik zei alles wat ik moest zeggen en ik liep precies binnen de tijd. Tot ik het over de markt had. “De wereldwijde medicijnenmarkt is momenteel $ 600 miljard en de prognose is dat dit de komende tien jaar met 10% zal stijgen – jaarlijks,” mompel ik tegen mezelf. Die zin kwam er tijdens de pitch zo overtuigend uit. Nog beter dan ik ‘m had geoefend. Maar net toen ik verder wilde gaan over hoe ons medicijn in die markt past, stak de middelste persoon in het panel zijn hand op. “Stop maar. Het lijkt me beter als we elkaars tijd niet meer verdoen. U houdt uzelf voor de gek. Voor zo’n geneesmiddel is er geen markt, want die markt is al verzadigd. Probeer maar een andere investeerder voor de gek te houden. Fijne dag!” De rest van het panel zweeg en vermeed oogcontact. “Maar ons medicijn kan de bestaande markt op z’n kop zetten. Bestaande medicijnen zijn voor de meeste patiënten suboptimaal en bovendien verwarrend wanneer ze meerderen moeten gebruiken. Dit is revolutionair en kan de wereld veranderen. Dit is jullie kans om aan de juiste kant van de geschiedenis te staan!” Mijn wanhopige poging lokte niets meer uit dan een botte “Tot ziens.” Dus nu zit ik hier naar een grasspriet te staren. Al die jaren werk om nu te horen dat er geen markt voor zou zijn…

 

Na een avondje flink huilen, chocola eten en Bridget Jones kijken, heb ik me laten oppeppen door m’n collega’s. Ik mag het niet opgeven, zei Esther. Natuurlijk heeft ze gelijk. Die investeerders weten niet wat ze mislopen. Ik open m’n laptop, stuur een mail naar de vier investeerders die geïnteresseerd waren met de vraag of ik m’n pitch deck mag sturen.

 

Twee weken later zit ik ’s avonds thuis aan m’n bureau en heb ik ze allemaal gesproken. Stuk voor stuk hebben ze me afgewimpeld met hetzelfde slappe excuus: er is geen markt voor. Het is dus niet eens het feit dat ik dit zonder co-founder doe, maar het ligt volgens hen écht aan de markt. Bij de eerste twee was ik vooral verdrietig en teleurgesteld, maar nu borrelt er iets anders op. Alsof ik de strijd heb verloren, maar weet dat ik de oorlog nog kan winnen. We hebben ons marktonderzoek gedaan en de business professionals die mee hebben gekeken op ons pitch deck waren onder de indruk. Het klopt gewoon niet. Ik ben toch zeker niet degene die gek is, of wel?

            Ik haal m’n hand door m’n haar en neem nog een slok van m’n thee. Stel dat we dat als hypothese nemen. Dat ik niet gek ben. Dan moet er iets anders aan de hand zijn. Mogelijke opties zijn dat het aan de investeerders ligt, of aan de markt. Met mijn vinger volg ik de nerven in het bureaublad. Dit medicijn moet op de markt komen. Het is te belangrijk. Ik klap mijn laptop open en begin wat over het internet te struinen. Ik kom alleen maar algemeenheden tegen. ‘Hier moet je op letten bij het maken van je pitchdeck.’ Of ‘Vermijd deze clichés bij investeerders.’ Allemaal artikelen die ik al tien keer heb doorgelezen. Ik zucht. Als zoekmachines me al geen antwoorden kunnen geven… Ik veer overeind. Zou ConvoAI me wat meer informatie kunnen geven? Ik ontspan weer. Nee, Silvia. Dat is idioot. ConvoAI is een soort Magic 8 Ball die je alleen maar vertelt wat je wilt horen. En wie weet uit welke bronnen het algoritme put. Mijn vingers trommelen op het bureaublad. Ach, wat zou het ook. Misschien geeft het me juist wel een zetje in de juiste denkrichting. Ik ga naar ConvoAI en schrijf m’n prompt.

            ‘Wat zijn redenen waarom investeerders niet zouden willen investeren in een gepatenteerd medicijn dat nagenoeg alle aandoeningen kan genezen?’ Ik druk op ‘enter’ en meteen rolt er letter voor letter razendsnel een antwoord op m’n scherm. Ik buig richting m’n scherm om het beter te kunnen lezen.

            ‘Investeerders kunnen verschillende redenen hebben om niet te investeren in een gepatenteerd medicijn voor alle aandoeningen. Eén reden kan zijn dat het niet in het fonds past van de investeringsmaatschappij, aangezien het om een oplossing voor de farmaceutische industrie gaat.’ Dat is in ieder geval niet zo, want ik heb me ingelezen in de verschillende fondsen van de investeerders. ‘Een andere reden kan zijn dat een dergelijk medicijn andere medicijnen uit de markt kan duwen. Dat kan conflicteren met de belangen van andere bedrijven waarin de investeringsmaatschappijen hebben geïnvesteerd, waardoor ze de keuze kunnen maken om niet te investeren.’ Pffft! Ik klap m’n laptop dicht. Wat een onzin. Ik had kunnen weten dat ConvoAI aan de haal zou gaan met alle Big Pharma complottheorieën.

Terwijl ik naar achter leun scan ik m’n bureau. Mijn oog valt op een visitekaartje. Het is het kaartje dat ik van de investeerder heb gekregen na mijn pitch op BioTech Smash. Nexum Ventures. Ik draai het kaartje om. Geen bezoekadres. Ook niet eens een mailadres. Alleen een telefoonnummer. Ik tik het kaartje een paar keer tegen m’n nagels. Wat heb ik te verliezen?

      Ik pak m’n telefoon en toets het nummer in. Pas wanneer ik ‘m voor de tweede keer hoor overgaan, bedenk ik dat het al half tien ’s avonds is en dat waarschijnlijk niemand opneemt. Net wanneer ik de telefoon bij m’n oor wil weghalen, hoor ik een klik en een vrouwenstem. “Nexum Ventures, hoe kan ik u helpen?”

      “Uh, ja, hallo. U spreekt met dr. Silvia Ramírez van NanoCure Labs. Ik kreeg laatst jullie visi-“

      “Ik verbind u door.” Eh, oké? Dat was vreemd. Zal ik ophangen? Te laat, want meteen klinkt er een zakelijke mannenstem.

      “Hallo dr. Ramírez. Goed dat u belt. Wij horen graag uw pitch van NanoCure Labs. Schikt het u morgen om 15:00?”

      “Uh, dat is snel… Ja, ik denk het wel. Waar…”

      “Wij sturen u het adres via sms. Dan bevestigen we hierbij de afspraak voor morgen om 15:00. Mocht er iets wijzigen, belt u ons dan gerust terug. Een fijne avond.” Voordat ik nog iets kan zeggen, wordt er opgehangen. Ik kijk naar de telefoon in m’n hand. Het sms’je is er inderdaad al. Ik weet niet zo goed wat ik van het gesprek moet denken. Misschien is het zo’n partij die meerderheidsaandelen wil. We gaan het meemaken. Ik gaap en rek me uit. Nu is niet het moment om me er druk om te maken. Ik zet mijn theekopje in de vaatwasser, doe de deuren op slot, zet het licht uit en maak me klaar om naar bed te gaan.

 

Om kwart voor 3 stap ik uit de bus. Naast de halte staat een kantoorpand, vijf verdiepingen hoog. Dat zou het moeten zijn, hoewel ik geen logo op het dak zie. Misschien zijn ze net verhuisd. Toen wij in ons nieuwe kantoor kwamen duurde het ook maanden voordat de signing geleverd en gemonteerd werd. Ik recht m’n schouders en loop naar de hoofdingang. Bij de intercom zie ik inderdaad een bel met de naam ‘Nexum Ventures’ ernaast. De andere naamkaartjes zijn leeg. Ik druk op de bel en binnen drie tellen wordt de deur open gezoemd en loop ik naar binnen.

            In het midden van de hal staat een balie. Erachter zit een vrouw in een mantelpakje. Ze draagt haar haar in een knot die zo strak lijkt te zitten dat ik even denk dat haar gezicht erdoor gladgetrokken wordt.

            “Goedemiddag, ik heb een afspraak bij Nexum Ventures?”

            “Ah, u bent vast dr. Ramírez,” zegt de vrouw in een hoge stem. “U kunt de lift naar de vijfde verdieping nemen. Vanaf daar wijst het voor zich.”

            Met een knikje bedank ik haar en ik loop in de richting die ze aanwees. In de lift druk ik op de knop met vijf. Er klinkt jazzmuziek door de kleine speakers in het dak en ik check mijn gebit nog een keer in de spiegel. Geen etensresten, gelukkig. Niet veel later glijden de deuren open. Mijn oog valt meteen op een bordje op een standaard dat aangeeft dat ik naar rechts moet. Wanneer ik me die kant opdraai, zie ik in de deuropening van het kantoor de man van wie ik het visitekaartje heb gekregen. Geen stoelen langs de muur waar andere zenuwachtige ondernemers wachten om te pitchen.

            “Dr. Ramírez, kom binnen. U bent precies op tijd.” Er verschijnt een glimlach om zijn lippen die ik tijdens onze eerste ontmoeting niet heb gezien. Mijn buik trekt samen. Ongemakkelijk beweeg ik langs hem heen de kamer in, waar nog vier mannen zitten die zijn broers hadden kunnen zijn. Allemaal hebben ze hetzelfde kapsel, dezelfde slanke bouw en hetzelfde pak. Ze zitten aan dezelfde kant van de tafel met één lege stoel tussen hen in. Die is ongetwijfeld voor – hoe heet hij eigenlijk? Ik neem plaats aan de andere kant van de tafel. Hij sluit de deur met een klik en gaat tegenover me zitten.

            “Welkom bij Nexum Ventures, dr. Ramírez. Ik ben de heer Christiaansen en dit zijn mijn compagnons.” Hij wuift opzij. De vier anderen verroeren geen vin. Hij kijkt me onderzoekend aan en valt stil. “Uh…” begin ik. Wil hij dat ik me voorstel? Maar hij zei net letterlijk zelf mijn naam. Dan valt het kwartje. Ik begin in mijn tas te rommelen om de geprinte versie van mijn pitch deck te pakken.

            “Dat zal niet nodig zijn,” zegt Christiaansen. Ik steek mijn hoofd weer boven tafel.

            “Ik wilde mijn geprinte pitch deck voor jullie pakken.”

            “Dat zal niet nodig zijn,” herhaalt hij, fermer. Langzaam ga ik weer rechtop zitten. Wat is hier aan de hand? Christiaansen zet een glimlach op, vouwt zijn handen in elkaar en leunt over de tafel naar me toe.

            “Ik heb uw pitch al gezien. Hij was fantastisch. Ik heb NanoCure Labs hier al intern besproken en ik was dan ook blij dat u belde.” De knoop in m’n maag begint losser te worden. Misschien kan het wél makkelijk gaan. Misschien is dit toch die perfecte investeerder die wel in ons gelooft.

            “Vertel eens, wat was de reden dat u me belde?” Hij laat z’n hoofd iets opzij vallen.

            “Nou, zoals jullie weten zijn wij met NanoCure Labs op zoek naar pre-seed funding. Ik heb een aantal pitches gedaan bij andere investeringsmaatschappijen, maar helaas zonder succes. Toen bedacht ik me dat ik uw visitekaartje nog had. Nog excuses voor het late tijdstip waarop ik belde.”

            Christiaansen wuift mijn laatste opmerking weg. “Laat me raden: die investeerders zeiden dat er geen markt voor jullie medicijn was?”

            “Uh, ja, dat klopt...”

            “En gelooft u dat?”

            “Nou, nee, anders zat ik hier nu niet. Ik weet voor hoeveel ziektes ons medicijn een geneesmiddel kan zijn, en hoeveel zorgkosten dat zal besparen, en hoeveel makkelijker het wordt voor patiënten om zo snel en efficiënt mogelijk een geneesmiddel te ontvangen. Wat wij in handen hebben is een gepatenteerde formule die een revolutie kan bewerkstelligen voor gezondheidszorg wereldwijd.”

            “Precies,” zegt Christiaansen terwijl hij opstaat en om de tafel loopt. Achter me blijft hij staan. “Snapt u nu waarom er geen markt voor is?”

            Met een ruk draai ik me naar hem om. “Wat?”

            “Dr. Ramírez, ik had u slimmer ingeschat.” Christiaansen loopt weer naar zijn plek waar hij achter zijn stoel blijft staan. Hij kijkt me strak aan.

            “U denkt misschien dat mensen dit willen. In zekere zin zal dat ook wel zo zijn. Denk aan die arme patiënten waar u het over heeft. Maar zij zijn niet degenen die het voor het zeggen hebben, of wel? Nee, dat zijn de grote jongens. En denkt u dat zij zitten te wachten op een medicijn dat alle ziektes kan genezen en dat zo 70% van de medicijnen de markt uitdrijft? Waardoor honderden farmaceutische bedrijven failliet dreigen te gaan? Mmh? Ik dacht het niet.”

            Als bevroren zit ik op m’n stoel. Is dit een of andere zieke grap die ze met me uithalen? Zijn woorden dringen binnen maar lijkt niet echt te kunnen landen. Ze blijven zweven als pluisjes van een paardenbloem. Als ze niet in NanoCure Labs willen investeren, waarom ben ik hier dan?

            “Dus nee, we gaan niet in uw idee investeren. Bovenal omdat wij geen investeringsmaatschappij zijn.” Mijn wenkbrauwen schieten omhoog. Ik ben me nog amper bewust van de rest van m’n lijf. Alles lijkt wazig, alsof ik in een ruis verkeer. Het enige wat er doorheen komt zijn Christiaansens woorden.

            “Nexum Ventures is een bemiddelingspartij voor de farmaceutische industrie. Wij zorgen dat hun belangen zo goed mogelijk behartigd worden. En het bestaan van spin-offs als NanoCure Labs is niet in het belang van de farmaceutische industrie. Maar u hebt een keuze.” Hij schuift een dikke stapel papier naar me toe. “U kunt uw bedrijf, inclusief het patent voor de formule, aan ons overdragen en uit de wetenschap stappen. Wij zorgen voor een passende vervangende baan en we zien erop toe dat u tot uw pensioen niets tekortkomt. Uw handtekening daar op de stippellijn is voldoende.”

            Ik kijk naar het document. ‘OVERDRACHT NANOCURE LABS B.V.’ staat er in koeienletters boven. Ik probeer te slikken, maar de brok in m’n keel zit in de weg. Ik schraap m’n keel. “En wat is optie twee?” Mijn stem slaat over, maar ik druk mijn tranen weg.

            “Jansen?” zegt Christiaansen. De man rechts van hem – Jansen, blijkbaar – doet zijn jasje open. In de binnenzak zie ik een pistool. Ik vraag me af of het een echte is, maar ik ben bang dat ik het antwoord al heb. Mijn adem versnelt en met een ruk sta ik op. Ik moet hier weg. De deur zit natuurlijk op slot – dat was die klik die ik hoorde. Ik kijk naar het raam.

“We zitten niet voor niets op de vijfde verdieping. Dat overleeft u niet. Is al eens geprobeerd.” Hij klinkt verveeld terwijl hij het zegt.

            “Hoeveel?” vraag ik. Nog steeds krijg ik mijn ademhaling niet onder controle. Christiaansen kijkt me vragend aan.

            “Hoeveel geld we u ervoor geven? Zoveel als nodig is om u een comfortabel leven te bieden en u te laten zwijgen. U zult uiteraard ook een NDA tekenen.” Ik schud mijn hoofd.

            “Geld interesseert me niet. Hoeveel onderzoekers waren er voor mij bij wie jullie ditzelfde hebben gedaan?”

            “Oh dat,” Christiaansen haalt zijn schouders op. “Geen idee, na 15 jaar ben ik de tel kwijt. We documenteren wel alles, want wie weet wanneer het van pas komt. Pfizer en Moderna hebben een aantal jaren geleden ook flink kunnen profiteren van een bezoekje aan ons archief.” Hij loopt naar me toe en reikt in de binnenzak van z’n jasje. Ik krimp ineen, tot ik zie dat hij een pen heeft gepakt.

“Hoe dan ook, dit duurt me te lang. U kunt hier tekenen.” Ik pak de pen aan. De keuze is blijven leven of niet. Als ze me doden, zullen ze toch wel mijn handtekening vervalsen en het zo weten te draaien dat niemand vragen zal stellen. Met een diepe zucht zet ik mijn handtekening op de stippellijn. Al die jaren voor niks.

“Fantastisch,” zegt Christiaansen. “Ik wist wel dat u voor Nexum Ventures zou kiezen. Gefeliciteerd!” De mannen bulderen van het lachen. Ik voel me alsof ik met die handtekening akkoord heb gegeven om m’n ziel eruit te laten zuigen.

“Goed, dan het volgende,” vervolgt Christiaansen. Er is meer? “We hebben een interessante baan voor u gevonden. Het zal iets minder betalen, maar de rest vullen wij voor u aan.”

“Oké,” zeg ik. Het klinkt bijna als gefluister. Weer krijg ik een aantal papieren voor m’n neus die ik moet tekenen. Ik kijk niet eens meer wat erop staat. Ik zet mijn handtekening zodat ik weg kan. Alles was voor niets.

 

***

 

“Goedemorgen, hoe kan ik u helpen?” vraag ik met een glimlach. Hij is nep – de glimlach – maar dat hoeft deze vrouw niet te weten. Ze heeft een jengelende peuter op haar arm met korstjes rondom de mond.

“Goedemorgen. Ik kom een recept ophalen voor de krentenbaard van mijn zoontje.”

“Achternaam en geboortedatum?”

“Frederiksen, 3 maart 2022.” De peuter begint harder te jengelen. Ik blijf glimlachen.

“Ja schatje, we gaan zo iets lekkers halen. Mama moet nog even een zalfje krijgen van die mevrouw.”

“Ik zie het recept in het systeem. Momentje.”

Zodra ik me omdraai laat ik m’n glimlach vallen. Ik loop de voorraadruimte van de apotheek in en zoek het recept tussen alle doosjes en flesjes. Ik denk hetzelfde als wat ik altijd denk: dit had één pil kunnen zijn. En net als altijd duw ik de gedachte weg. De patiënten hoeven mijn tranen niet. Ik loop terug met mijn gemaakte glimlach en leg het doosje voor de mevrouw op de balie. Ik leg uit hoe ze het moet gebruiken en waar ze rekening mee moet houden. Dankbaar kijkt ze me aan.

“Bedankt. Vorige week waren het waterpokken, nu krentenbaard. En ik hoorde dat hand-voet-mondziekte ook al heerst op de opvang. Zou het niet heerlijk zijn als daar gewoon één magisch medicijn voor was?”

Ze lacht erbij, maar mijn bloed begint te koken. Ik wil haar over de balie trekken, in haar gezicht schreeuwen dat zo’n medicijn bestaat maar dat het mijn schuld is dat het niet verkocht wordt. Ik wil m’n haren uit m’n kop trekken. Met stoelen gooien. De schappen leegtrekken. Ik wil losgaan over hoe alle complottheorieën over Big Pharma waar zijn en dat ze slecht zijn en dat ze mij als pion hebben gebruikt.

Maar dat doe ik allemaal niet. Ik knik en glimlach gewoon en denk: misschien had ik toch voor optie twee moeten kiezen.

 
 
 

Comments


bottom of page