top of page
Zoeken

Helemaal perfect

  • Foto van schrijver: Vera Boertien
    Vera Boertien
  • 5 sep 2022
  • 4 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 13 nov 2024

Top 100 van de ILFU verhalenwedstrijd 2022


Misschien gebeurt het vandaag, denk ik terwijl ik wakker word. Met de achterkant van m’n hand wrijf ik de slaap uit m’n ogen. Ik hoop dat het vandaag gebeurt. Vanuit m’n ooghoek zie ik m’n kalender, maar zonder echt te kijken weet ik dat het 844 dagen geleden is. Laat er vandaag een einde aan komen.

 

Terwijl ik m’n blouse nog aantrek, loop ik de trap af. M’n ouders en m’n broertje zitten aan de ontbijttafel. Of nou ja, wat er van hen over is. Ze zien er hetzelfde uit als 845 dagen geleden, maar nu met die stomme, vastgeroeste glimlach op hun gezicht. Ze zien er – ook vandaag weer – perfect uit. Te perfect. “Goedemorgen!” jubelt m’n moeder. “Môgguh,’ mompel ik terug terwijl ik een boterham smeer met pindakaas. Ze ziet er hetzelfde uit, maar ze is niet meer m’n moeder. Ik kan het zien wanneer ik in haar ogen kijk. Haar bruine ogen met gouden spikkels fonkelden vroeger altijd. Nu niet meer. Ze zijn doods. Wanneer ze nu naar me kijkt, bekruipt me een onbehagelijk gevoel. Alsof ze om hulp roept. M’n moeder is er niet meer. Er staart nu enkel nog een zielloze blik terug. Net als bij m’n vader en m’n broertje.

 

Ze zien er gelukkig uit, maar het is alsof ze geen ziel meer hebben. Ze zijn net robots, vleesomhulsels gevuld met lucht. Het doet elke dag weer pijn om het te zien, maar ik kan geen afscheid van ze nemen. Misschien vandaag. Ik weet het niet.

 

Na mijn laatste hap brood werp ik hen een ‘doei’ toe en loop de deur uit. Sinds het virus m’n familie heeft besmet, ben ik het liefst op mezelf. Ik heb het geprobeerd, om ziek te worden. Om ook chronisch gelukkig te worden. Maar het lukt niet. Ik ben blijkbaar immuun. Er is nog een handjevol mensen ter wereld dat ook immuun is, maar zij zijn compleet hun verstand verloren. De meesten hebben uit frustratie er zelf maar een eind aan gemaakt. Heb ik ook al geprobeerd. Lukte me ook niet.

 

Zoals elke dag wandel ik door de winkelstraat in mijn stad. Waar de binnenstad vroeger grijs en grauw leek, bruist het nu. Overal is kleur te zien, prachtige bloemen en alles is opgeknapt. Ook ligt er geen afval meer op straat. Niet alleen de mensen zijn ‘perfect’ geworden, ze hebben hun omgeving meegenomen. Dat was vast het plan van de mensen die het virus hebben ontwikkeld. Ik staar naar mezelf in een schoongepoetste winkelruit. M’n bruine, schouderlange haren hangen slap langs m’n gezicht. Ik ben wat tenger, maar heb nog wel vrouwelijke vormen. Maar eerlijk: ik zie eruit als een straatschoffie. Maar het maakt me niet uit. Mijn ogen stralen nog.

 

In de reflectie van de ruit zie ik iets op straat liggen. Ik kijk om me heen of iemand het heeft laten vallen, maar er is niemand te zien. Nieuwsgierig pak ik het op. Het is een flyer met gekreukte hoekjes en het papier is een beetje viezig. Niet perfect. Het voelt haast illegaal. Ik begin te lezen.

 

Net zo perfect worden als je familie en vrienden?

Maar ben je immuun?

Kom dan naar Leo’s Lab!

Beloning voor proefpersonen: €5.000,-

 

Ik wist niet dat Leo’s Lab nog open was. Ik heb vrienden gehad die er heen waren gegaan en verminkt terug waren gekomen. Of die helemaal niet terugkwamen. Ik staar naar het papier in m’n handen. Ergens overweeg ik om gewoon te gaan. Ik heb niks meer te verliezen. “Ik zou het doen, meisje!” schreeuwt een vreemde man naar me. Hij lacht. Waar komt hij nou ineens vandaan? Ik draai de flyer om en zie het adres staan. Vlakbij. “Bent u wel eens bij Leo-“ begin ik, maar de man is net zo plots verdwenen als hij verscheen. Dus ik begin maar gewoon te lopen. Naar Leo. Misschien gebeurt het vandaag.

 

Leo’s Lab is gelegen in het enige deel van de stad dat nog is zoals voor het virus uitbrak. Typisch. Ik stap naar binnen en wordt begroet door een receptioniste van wie duidelijk is dat ze besmet is geraakt. Met haar mechanische glimlach geeft ze met het intakeformulier en ik vul het zonder goed te lezen in. Het maakt me allemaal niks meer uit. Ze neemt het formulier van me aan en bestudeert het. “Ah, Kelly, mmh? Je mag meteen doorlopen naar Leo. Aan het einde van de gang links.”

 

Ik loop de gang in. Met iedere stap verdoof ik mezelf iets meer. Ik wil niet weten wat er zo gaat gebeuren. Zolang het maar stopt. Ik draai de hoek om en loop de spreekkamer in. Leo zit naast een behandelstoel en prepareert de injecties. Leo zelf gaat verscholen achter een mondkapje. ’t Is lastig te zien of hij ook besmet is. “Kelly, is het niet? Ga lekker zitten,” zegt hij terwijl hij naar de behandelstoel wuift. Ik neem plaats en ineens slaat de twijfel toe. Wat ben ik in godsnaam aan het doen? Ik weet niet eens wat er gaat gebeuren? Had ik het formulier niet beter moeten lezen? Maar voordat ik het weet komt Leo dichterbij met de spuit. “Dit doet geen pijn,” zegt hij nog. Voordat ik het weet, glijdt de naald m’n huid in en ik voel de vloeistof door m’n aderen lopen. Alles wordt zwart.

 

Even later kom ik weer bij. Leo zit met de rug naar me toe. “Gefeliciteerd,” zegt hij. “De behandeling is gelukt.” Als vanzelf sta ik op van de stoel en loop ik naar buiten. Ik wil hem nog van alles vragen, maar het lukt niet. Alles gaat automatisch. Ik probeer m’n benen te laten stoppen, maar ik heb geen controle meer over mezelf. De paniek slaat toe. Wat is dit? Ik wil schreeuwen, maar er komt niets uit. Terwijl ik de winkelstraat inloop, besef ik wat er is gebeurd. In de reflectie van de winkelruiten zie ik namelijk mezelf met een grote, mechanische glimlach. Helemaal perfect.

 
 
 

Comentários


bottom of page