top of page
Zoeken

De motorordonnans

  • Foto van schrijver: Vera Boertien
    Vera Boertien
  • 19 jul 2024
  • 4 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 13 nov 2024

“Groot alarm! Alle ordonnansen aanrukken!” Ik spring op zodra ik die woorden hoor. Geen rustige oudjaarsavond, denk ik terwijl ik naar mijn Harley-Davidson ren. Ik stap op, zet m’n helm op en rij naar de kolonel die me het bericht geeft. “Meijnders, breng dit bericht naar generaal Bartels in Batavia.”

            “Begrepen,” zeg ik. Ik stop de envelop in m’n binnenzak en rij onze basis uit. Het schemert terwijl het landschap aan me voorbijraast. De donkere silhouetten van de palmbomen steken af tegen de schilderachtige zonsondergang. Na dit jaar ben ik langzaam verliefd geworden op het land en geniet ik soms zelfs van de motorritjes. Toch kan ik niet vergeten waarom ik hier ben. ‘Rust en orde brengen in de kolonie’, zo was de opdracht. Dat is nog steeds mijn missie, maar het knagende gevoel groeit dat onze aanwezigheid hier voor het tegenovergestelde zorgt. Steeds meer krijg ik de indruk dat de Nederlandse staat krampachtig probeert vast te houden aan de kolonie, terwijl ze prima op eigen benen zou kunnen staan. Dat zou wellicht zelfs beter zijn. Hoeveel politionele acties gaan er immers nog volgen? Hoeveel levens gaat het nog kosten tot er rust en orde is? Ik voel de brief in m’n binnenzak branden. Als ik nou eens wist wat er in die berichten stond…

 

De rit van Bandoeng naar Batavia duurt zo’n 2,5 uur. Inmiddels is de route me bekend, waardoor ik minder op m’n hoede ben. Natuurlijk kan er elk moment iets gebeuren, vooral wanneer de guerrilla’s mijn bericht willen onderscheppen. Voor die situaties draag ik een revolver en een handgranaat bij me. De revolver voor wanneer het tussen mij en m’n tegenstander gaat, de granaat voor wanneer ze me gevangen zouden nemen. De verhalen die daarover rondgaan, zijn namelijk niet mals. Alleen de gedachte eraan zorgt al voor een rilling over m’n rug. Nee, als dat zou gebeuren, dan trek ik meteen die pin eruit.

            Ik probeer mijn gedachten uit die donkere hoek weg te halen. De grootste uitdaging van onderweg zijn is niet de slechte weg, of zelfs het alert zijn op guerrilla’s. Het is het alleen zijn met mijn gedachtes. Vooral op routes als deze die ik al ontelbare keren heb gereden nemen mijn gedachtes het over en denk ik over alles. Over thuis. Over hier. Over het waarom en of ik het juiste doe en of mijn vader trots is of dat hij straks bij aankomst in Amsterdam enkel zijn ogen neerslaat en zijn hoofd schudt omdat we helemaal geen rust en orde brengen maar chaos en onrust en heel het land ziet dat we geen helden zijn maar dat we bloed aan onze handen hebben en…

 

Hard knijp ik in de rem. De Harley-Davidson komt hortend tot stilstand en het achterwiel glijdt opzij over het grind. Ik zet mijn motorbril op mijn helm en knijp m’n ogen samen. Inmiddels is het donker geworden en wordt de weg enkel verlicht door mijn koplamp. Behalve dat de weg ineens ophoudt. Hier was eerder toch een brug? Ik stap van de motor en loop naar de rand. Verdomme. Ze hebben de brug opgeblazen.

            Ik zet m’n helm af en veeg m’n hand door m’n haar. Terwijl ik de envelop nog voel branden in m’n binnenzak, ga ik m’n opties na. Er is één andere route, maar die is zelfs overdag te gevaarlijk. Dat ga ik niet overleven en dan komt het bericht hoe dan ook in verkeerde handen. Ik tuur naar de overkant van de kloof. Een andere optie is om de motor hier achter te laten en te gaan lopen. Dat zou betekenen dat het bericht pas in de ochtend aan zou komen, aangezien het nog zeker 40km verderop is. Bovendien zou dat fysiek veel van me vragen nu ik geen eten en drinken mee heb en de nachten hier warm genoeg zijn om het zweet los te krijgen.

            Net wanneer ik m’n blik af wil wenden van de overkant, zie ik twee koplampen verschijnen. Snel zet ik het licht van m’n motor uit en duik ik de bosjes in. Ze hebben me gezien. Met ingehouden adem en gespitste oren wacht ik af. Volgt er een mitrailleursalvo?

            “Is daar iemand?” hoor ik uiteindelijk. Langzaam kom ik tevoorschijn. Nederlanders. “Hallo,” roep ik terug. “Wie is daar?”

“Hendrik Wagemans, van de verbindingsdienst X-brigade.”

“Jacob Meijnders, motorordonnans V-brigade,” antwoord ik.

“Was hier niet eerst een brug?”

“Klopt, ze hebben hem opgeblazen. Dat moet afgelopen week zijn geweest.”

“Kun je naar beneden komen naar de kali?”

“Ja, is goed. Laten we daar verder praten.”

 

Ik daal af naar de oever van de kali en Hendrik komt vrijwel tegelijk met mij aan. Hij steekt via uitstekende rotsen en stenen de rivier over naar mijn kant. Wanneer hij naast me staat kijkt hij naar waar de brug ooit was.

“Er is geen andere weg, hè?”

Ik schud mijn hoofd. “Nee, niet als je het wilt overleven.”

We zwijgen even.

“Ik heb nog een bericht voor een generaal in Bandoeng.”

Weer is het even stil. Ik weet wat hij wil zeggen, maar ik weet ook dat onze training ons expliciet heeft verboden om de berichten via andere mensen door te geven. Een bericht moet altijd direct geleverd worden aan de geadresseerde.

“Ik heb ook een bericht, voor generaal Bartels in Batavia.”

We kijken elkaar even aan. Ik voel aan hem dat de eenzaamheid ook aan hem knaagt. Zijn ogen hebben dezelfde lege blik als die van mij. We besluiten dat we elkaar kunnen vertrouwen en we wisselen de enveloppen uit. Ook al mag het niet. Om de tijd te overbruggen blijven we daar aan de oever van de kali nog even praten. Voor het eerst voel ik me niet eenzaam in een opdracht – en in mijn gedachtes.

 

Na een aantal uur keer ik weer terug naar Bandoeng met de envelop van Hendrik, brandend in m’n borstzak, maar met rust en orde in mijn hoofd.

 
 
 

Opmerkingen


bottom of page