De avond aan de Boerendijk
- Vera Boertien
- 8 nov 2022
- 4 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 13 nov 2024
Hardhandig wordt de blinddoek van m’n hoofd gerukt. Terwijl mijn ogen wennen aan het licht, kijk ik rond. Ik zit een kamer met gedimd licht, aan een ronde tafel met nog drie anderen. Ik speur de ruimte af naar een bekend gezicht, maar tevergeefs. Hoe ben ik hier beland?
Dan krijg ik de persoon in het vizier die mijn blinddoek heeft verwijderd. Die draagt een masker dat me doet denken aan dat van een pestdokter. Een onbehaaglijk gevoel bekruipt me. Ik heb geen idee waarom ik hier ben, of met wie. Sterker nog, ik weet niet eens waar ik ben en hoe ik hier ben gekomen. Maar ik hoef niet lang te wachten op het antwoord op die vragen.
“Goedenavond, allemaal,” zegt de gemaskerde vreemdeling. Door de vervormde stem kan ik niet plaatsen of het een man of een vrouw is. De identiteit blijft een raadsel. “Jullie vragen je vast af waarom jullie hier naartoe zijn gebracht.” Er valt een korte stilte. Iedereen kijkt verwachtingsvol naar de vreemdeling. “Jullie kennen mij niet. En jullie kennen elkaar niet. Maar ik weet wie jullie zijn. En waar jullie gisteravond waren.”
Er verschijnt een frons op mijn voorhoofd. Gisteravond? Ik speur m’n gedachten af, maar ik kan me niet meer bedenken waar ik toen was. Er lijkt een gat te zitten in mijn geheugen. Het laatste wat ik weet was dat ik gisteren na werk weer naar huis reed. Ben ik eigenlijk wel thuis aangekomen? De anderen aan tafel zie ik ook de afgelopen 24 uur in hun hoofd afspelen. Maar tijd om lang na te denken is er niet.
“Gisteravond is iemand vermoord. Iemand die erg dierbaar voor me was, namelijk Kim van de Heuvel. Alle getuigen zitten in deze kamer en jullie gaan niet weg tot de dader is gevonden.” Ik speur de gezichten van mijn tafelgenoten af om te zien wie de dader zou kunnen zijn, maar iedereen lijkt even verbaasd als ik. “Niemand? Niemand die zich bekend wil maken?” vraagt de gemaskerde vreemdeling. De ruimte valt stil. Van onder het masker klinkt een zucht. “Blijkbaar hebben jullie wat hulp nodig. Jullie hebben een uur om met elkaar de dader te vinden.” De man tegenover mij is de eerste aan tafel die iets zegt. “Waarom zouden we dat doen? Waarom zouden we niet gewoon weggaan?” De vreemdeling lacht. “Omdat je niet zomaar weg kan. Bovendien gaan jullie er allemaal aan als jullie de dader niet binnen het uur kunnen vinden.” Vanonder diens mantel haalt de vreemdeling een vreemd object met knipperende lampjes tevoorschijn en legt het op tafel. “Jullie keuze,” zegt de vreemdeling. “Of jullie leveren de dader binnen het uur bij mij af, of deze bom neemt jullie allemaal mee naar het graf. Succes.” En met die woorden verlaat de vreemdeling de ruimte.
“Is dit echt? Is Kim dood?” vraagt de jonge vrouw rechts naast me. Ik hoor de paniek in haar stem. “Kom op, zeg het gewoon als je het hebt gedaan, dan kan de rest gaan!” De man tegenover me haalt onverschillig z’n schouders op. “Ik was ’t niet.” De jonge vrouw gooit dramatisch haar armen in de lucht. “Maar wie dan wel?!” Links van me zit een oudere man. “Rustig,” zegt hij. “Laten we vooral kalm blijven en logisch nadenken. We waren allemaal getuigen, blijkbaar. Wie kan zich nog iets herinneren?” Het blijft angstvallig stil in de ruimte. De oude man zucht. “Goed, laten we een rondje maken. Iedereen vertelt wat diegene nog weet van gisteravond. Wie weet levert dat wat hints op. Ik ken geen Kim, en het laatste wat ik weet, was dat ik mijn hond aan het uitlaten was aan de Boerendijk. En dat ik een harde klap hoorde. Daarna is alles wazig. En jij?” Hij draait zich naar mij.
Ik kijk de kring rond. “Eh…” zeg ik vertwijfeld. “Ik kende Kim ook niet. Het laatste wat ik weet was dat ik uit m’n werk kwam en naar huis reed. Ik werk als juf op basisschool de Triangel en woon aan de westzijde van de stad, dus ik reed ook over de Boerendijk. Maar ik zou niemand om het leven kunnen brengen, dan kom ik nooit meer voor de klas te staan.” Ik kijk naar de jonge vrouw naast me. Ze slikt. “Ik kende Kim wel. Ik zat bij haar in de klas op de basisschool. Maar daarna heb ik haar eigenlijk nooit meer echt gesproken. Ik heb dus niet echt een reden om haar te vermoorden. En het laatste wat ik weet, was dat ik de supermarkt aan de Boerendijk uitliep en een klap hoorde. En ik hoorde een vrouw schreeuwen, maar ik kon het niet verstaan.”
Er valt een stilte in de ruimte. Maar echt stil is het niet, want de bom tikt door. De vervormde stem van de vreemdeling galmt ineens door de ruimte. “Tik tak… Wie heeft Kim vermoord? Jullie hebben nog drie kwartier!” Klik. Weer stil. Dan neemt de man tegenover me het woord. Hij schraapt z’n keel. “Ik kende het slachtoffer ook niet. Gisteravond was ik m’n avondwandeling aan het maken. Ik loop altijd hetzelfde rondje over de Boerendijk. Gisteravond was anders dan normaal… Er gebeurde iets. Ik herinner me ook een harde klap en een vrouw die in paniek schreeuwde. Ze…” Hij zwijgt even, alsof hij iets realiseert. Zijn mond valt een beetje open en zijn ogen worden groot. Dan kijk hij me aan en zegt voorzichtig: “Ze riep: ‘Nee, nee, dit mag niet gebeuren, ik ben een juf!’”
Ineens zijn alle ogen op mij gericht. Mijn handen beginnen te trillen en ik voel de tranen achter m’n eigen ogen branden. De gruwelijke herinneringen aan het ongeluk komen met flitsen terug.
Ik hap naar adem. Ik was het.
Comments